De rechtbank in Den Bosch heeft, met een uitspraak over kamerbewoning in Woensel-West, de Eindhovens aanpak van illegale kamerbewoning en het beleid rondom vergunningen voor woningsplitsing een stevige steun in de rug gegeven.
Op maandag 31 januari 2011 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in een beroepschrift dat was ingediend door de eigenaar van een woning aan de Stevinstraat (Woensel-West). Voor deze woning was een omzettingsvergunning aangevraagd, om in het pand kamerbewoning mogelijk te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het pand aan de Stevinstraat inderdaad over een omzettingsvergunning moet beschikken om tot kamerverhuur over te mogen gaan en dat de weigering van deze vergunning terecht was.
Wijken ‘op slot’
De gevraagde vergunning werd door de gemeente geweigerd omdat het pand was gelegen in de wijk Woensel-West. Op basis van de Huisvestingsverordening is onder meer deze wijk aangewezen als gebied waar geen vergunningen meer worden afgegeven voor het omzetten van woningen naar kamerbewoning. Naast Woensel-West zijn ook de wijken Bennekel-Oost, Doornakkers-Oost en -West en Limbeek ‘op slot’ gegaan voor kamerverhuur.
Waarborgen leefbaarheid
De gemeente Eindhoven is tevreden met de uitspraak van de rechter. Door de rechter is het standpunt van de gemeente bevestigd, dat toename van kamerverhuur in sommige wijken kan leiden tot een verslechtering van de leefbaarheid en dat dat voldoende grond is om een omzettingsvergunning te weigeren. Ook wethouder Fiers (wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie) reageert positief: "Deze aanpak biedt ons stevige handvatten om de leefbaarheid in de wijken te waarborgen. Het is goed dat de rechter ons beleid nog eens bekrachtigt met deze uitspraak." De gemeente pakt nu de handhavingsacties weer op, die in afwachting van de uitspraak tijdelijk waren gestaakt.
Ook overgangsregeling bevestigd
Ook de overgangsregeling voor de periode tussen december 2007 en april 2008, die door pandeigenaren wel eens wordt bestreden, is door de rechter bevestigd. Situaties van kamerverhuur, die bestonden vóór 12 december 2007, werden geacht over een vergunning te beschikken, mits dit binnen een jaar na deze datum aannemelijk kon worden gemaakt. Omdat de Huisvestingsverordening pas in april 2008 is vastgesteld en in werking is getreden, bestond er onduidelijkheid over de tussenliggende periode. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van strijd met rechtsbeginselen, door de huisvestingsverordening terugwerkende kracht toe te kennen tot december 2007.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten